Jaarverslag 2021 Actualiteit: Het jongvolwassenenbeleid

*Om de linken naar ve-nummers of Migratieweb te kunnen gebruiken, dient u ingelogd te zijn op Migratieweb. Heeft u geen toegang dan kunt u een hier een proefaccount aanvragen. 

Afschaffing verruimde gezinsherenigingsbeleid
Met ingang van 1 oktober 2012 is paragraaf B2/6 Vc 2000, waarin het zogenoemde verruimde gezinsherenigingsbeleid was opgenomen (WBV 2012/17 ve12001735*), komen te vervallen.
Dit beleid zette de voorwaarden uiteen voor verblijf in het kader van gezinshereniging voor andere gezinsleden dan partners en minderjarige kinderen. De belangrijkste voorwaarden waren dat: a) het familielid feitelijk behoort en al in het land van herkomst feitelijk behoorde tot het gezin van de referent en b) de achterlating van de vreemdeling een onevenredige hardheid zou betekenen. Sinds de afschaffing van het verruimde gezinsherenigingsbeleid kunnen meerderjarige kinderen die in Nederland willen verblijven bij ouders of andere familie, zich niet langer beroepen op dit beleid maar staat nog wel de mogelijkheid open om een aanvraag voor uitoefening van gezinsleven in te dienen op grond van artikel 8 EVRM.

Invoering jongvolwassenenbleid
Tussen ouders en minderjarige kinderen is in beginsel altijd sprake van familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 EVRM. Dat gold tot en met de inwerkintreding van WBV 2016/11 (ve16001735*) ook voor meerderjarige kinderen. Wel werd er bij meerderjarige kinderen vervolgens nog in het kader van de individuele belangenafweging, getoetst of er sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen ouders en kind (more than the normal emotional ties). Sinds de invoering van het jongvolwassenenbeleid met WBV 2016/11 wordt niet langer automatisch het bestaan van gezinsleven tussen ouders en meerderjarige kinderen aangenomen zonder dat sprake hoeft te zijn van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Op deze hoofdregel wordt een uitzondering gemaakt voor jongvolwassenen. Het jongvolwassenenbeleid is sinds de invoering ervan verschillende keren gewijzigd en staat nu in B7/3.8. Vc 2000:
“De IND neemt familie- en gezinsleven aan als bedoeld in artikel 8 EVRM tussen ouders en hun meerderjarige kinderen, zonder dat sprake moet zijn van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, uitsluitend als het meerderjarige kind:
•    jongvolwassen is;
•    met de ouder(s) in gezinsverband samenleeft;
•    niet in zijn eigen onderhoud voorziet; en
•    geen zelfstandig gezin heeft gevormd.”
In IND-werkinstructie 2020/16 - Richtlijnen voor de toepassing van artikel 8 EVRM (ve20003718*), is nader uitgewerkt hoe de IND in de praktijk omgaat met de in de Vc 2000 genoemde criteria. Verschillende aspecten van het jongvolwassenenbeleid zijn inmiddels in rechtspraak verduidelijkt. Onder meer is er in de afgelopen jaren geprocedeerd over het al dan niet verbroken zijn van de gezinsband in een specifieke situatie, het geldende leeftijdscriterium, het te hanteren toetsmoment voor de beoordeling van de leeftijd en de wijze waarop de IND invulling geeft aan de te maken belangenafweging. Het voert in het kader van dit jaarverslag te ver om op al deze onderdelen in te gaan. Ik beperkt mij daarom tot de bespreking van het geldende leeftijdscriterium voor jongvolwassenen en een interessante uitspraak van de Afdeling uit 2021 waarin de gevolgen van de met WBV 2016/11 ingevoerde beleidswijziging tot uitdrukking komen.

Leeftijdscriterium jongvolwassene
Uit de toelichting op WBV 2016/11 blijkt dat de IND ervan uitgaat dat er sprake is van een jongvolwassene als deze de leeftijd heeft van ongeveer 18 jaar tot ongeveer 25 jaar. Volgens de Afdeling is deze leeftijdsgrens in het licht van de jurisprudentie van het EHRM (ABRvS 16 november 2018,  JV 2019/19, ve18006920*) niet onredelijk. Maar bij vreemdelingen van ongeveer 25 jaar oud moet de IND ter beoordeling van de vraag of sprake is van een jongvolwassene wel rekening houden met alle specifieke omstandigheden van het geval. Dit volgt uit ABRvS, 8 april 2020, JV 2020/133, ve20001242*. Onder verwijzing naar deze twee Afdelingsuitspraken oordeelde de VK Roermond op 16 juli 2021 (21002195*) dat zelfs een vreemdeling van 29 jaar nog onder het jongvolwassenenbeleid kan vallen. In die zaak ging het overigens wel om een vreemdeling met de ontwikkelingsleeftijd van een zestienjarige.

ABRvS 19 oktober 2021, JV 2021/231, ve21003012*
Deze zaak gaat over een jongvolwassen Pakistaanse referent met een asielstatus in Nederland die gezinshereniging heeft gevraagd met zijn ouders en broer. Het jongvolwassenzijn was in deze zaak niet in geschil zodat het gezinsleven tussen eisers en referent vaststond. Maar de belangenafweging viel volgens verweerder in het nadeel van eisers uit omdat referent een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet ontving. De rechtbank was het hier niet mee eens omdat zij onvoldoende gemotiveerd achtte waarom het middelenvereiste in het kader van de belangenafweging op grond van artikel 8 EVRM zwaar meeweegt terwijl dit vereiste geen rol speelt bij verkrijging van een asielvergunning. 
D. Brouwer beschrijft in haar noot bij deze uitspraak hoe de met de invoering van het jongvolwassenenbeleid gewijzigde beslispraktijk heeft geleid tot een catch-22.
“Hier ontstaat een probleem: de jongvolwassene dient immers voor de eerste horde van de artikel 8 EVRM-toets aan te tonen dat hij financieel niet zelfstandig is: anders wordt hij niet aangemerkt als jongvolwassene en kwalificeert zijn familierelatie niet onder artikel 8 EVRM. Vervolgens wordt in de tweede horde – de belangenafweging – datzelfde gebrek aan financiële zelfstandigheid aan hem tegengeworpen omdat er mogelijk een beroep op de openbare kas zal worden gedaan. Daardoor kan er in dergelijke gevallen geen – of nauwelijks meer – een geslaagd beroep worden gedaan op artikel 8 EVRM. Zodra de referent immers voldoende inkomen heeft om te voorkomen dat er beroep zal worden gedaan op de openbare kas, kwalificeert hij niet meer als jongvolwassene en ben je terug bij de eerste horde.”
Zij merkt nog op dat deze catch-22 door een aantal lagere rechters niet wordt toegestaan en noemt daarbij als voorbeeld VK Zwolle 1 oktober 2021 (ve21002890*). In die uitspraak oordeelde de rechtbank dat met een dergelijke uitleg nagenoeg elke zaak waarin het gaat om een artikel 8 EVRM belangenafweging in het voordeel van de staatssecretaris uit zou vallen. De referent kan immers niet kwalificeren als jongvolwassene als hij te veel / zelfstandig inkomen heeft en de familieleden die zich in het buitenland bevinden zullen zelden al werk hebben in Nederland voordat zij hier zijn toegelaten.
Onder verwijzing naar het reflectierapport van de Raad van State (Reflectierapport Raad van State - Lessen uit de kinderopvangtoeslagzaken (ve22000114*), dat is uitgebracht in het kader van de toeslagenaffaire concludeert Brouwer dat de Afdeling met deze uitspraak de uitgebreide zelfreflectie nog niet lijkt te hebben laten doordringen tot dit specifieke onderdeel van het vreemdelingenrecht. Wellicht heeft de Afdeling meer tijd nodig om deze zelfreflectie in te laten indalen en duurt het hopelijk niet lang voordat dit zijn vruchten afwerpt.

TERUG