Jaarverslag 2020 Actualiteit: Wet Inburgering**

*Om de linken naar ve-nummers of Migratieweb te kunnen gebruiken, dient u ingelogd te zijn op Migratieweb. Heeft u geen toegang dan kunt u hier een proefaccount aanvragen. 

In de afgelopen decennia hebben verschillende visies op inburgering en voortschrijdend inzicht over hoe nieuwkomers het best en het snelst volwaardig deel uit kunnen gaan maken van de Nederlandse samenleving, geleid tot een groot aantal wijzigingen in het beleid. Al die wijzigingen ten spijt, is er nog altijd geen sprake van een stelsel waarin inburgeringsplichtigen adequaat en snel het gewenste einddoel bereiken. Ook het huidige inburgeringsstelsel, wat als doel heeft de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige voor de eigen inburgering te versterken, voldoet hierin niet.

De evaluatie van de huidige Wet inburgering en andere publicaties over de werking van het huidige stelsel, waaronder het WRR-rapport ‘Geen tijd te verliezen’, tonen de tekortkomingen van het huidige inburgeringsstelsel. Uit de wetsevaluatie blijkt onder meer dat het stelsel de aansluiting met participatie en onderwijs mist en teveel op zichzelf staat, dat de aansluiting tussen voorinburgering en het inburgeringstraject kan worden verbeterd, dat inburgeringsplichtigen minder goed in staat zijn om zelfstandig invulling te geven aan hun inburgering dan wordt verondersteld en dat het stelsel weinig positieve prikkels bevat waardoor inburgeringsplichtigen onvoldoende worden gestimuleerd om op een zo hoog mogelijk taalniveau examen te doen. Ook wordt in de evaluatie de aanbeveling gedaan om inconsistenties in de verschillende eisen die aan inburgering worden gesteld in de huidige Wet inburgering, de Vreemdelingenwet 2000 en de Rijkswet op het Nederlanderschap weg te nemen. 

Op basis van de uitgangspunten in het regeerakkoord ‘Vertrouwen in de toekomst’, de uitkomsten van de evaluatie van de huidige Wet inburgering en andere publicaties over de werking van het huidige inburgeringsbeleid, wordt het huidige inburgeringsstelsel dan ook grondig herzien. De huidige Wet inburgering stamt uit 2007 en is in 2013 en in 2017 aanzienlijk gewijzigd. Deze opeenvolgende wijzigingen hebben ervoor gezorgd dat een logische systematiek in de huidige wet ontbreekt. De ‘veranderopgave inburgering’ leidt opnieuw tot een groot aantal wijzigingen in de huidige Wet inburgering. Daarom is ervoor gekozen om een nieuwe wet te schrijven in plaats van de huidige wet te wijzigen. Na publicatie van een internetconsultatie op 25 juni 2019 is op 3 juni 2020 het wetsvoorstel bij de TK ingediend***. Op beide conceptvoorstellen volgden veel reacties van verschillende partijen****. Een aantal van deze reacties komt hieronder in het kort aan bod. 

Hieronder volgt een opsomming van de belangrijkste wijzigingen ten opzichte van het huidige inburgeringsstelsel.

Het nieuwe stelsel bevat drie leerroutes om aan de inburgeringsplicht te kunnen voldoen:

  • B1-route: om het mogelijk te maken dat de meeste inburgeringsplichtigen zo snel mogelijk, maar maximaal binnen drie jaar, taalniveau B115 behalen en hun perspectief op de arbeidsmarkt vergroten, is het van belang dat het leren van de taal gecombineerd wordt met (vrijwilligers)werk. 
  • Onderwijsroute: gericht op het behalen van een Nederlands schooldiploma voor een goede startpositie op de arbeidsmarkt.
  • Zelfredzaamheidsroute (Z-route): voor degenen voor wie de B1- of onderwijsroute buiten bereik ligt, komt er een speciale leerroute zodat iedereen leert zich in de maatschappij te redden.

- Gemeenten krijgen de regie over de uitvoering van inburgering.
- Gemeenten krijgen de taak om alle inburgeringsplichtige bijstandsgerechtigde asielstatushouders verplicht te ontzorgen gedurende zes maanden.
- Asielstatushouders krijgen van de gemeente een inburgeringsaanbod.

De VNG, Divosa, gemeenten en verschillende andere partijen, zoals de ACVZ en VWN, zijn van mening dat alle taken op het gebied van handhaving in het nieuwe stelsel bij gemeenten zouden moeten liggen. De regering zag echter geen aanleiding om het wetsvoorstel op dit punt aan te passen en bleef vasthouden aan de verdeling van deze taken tussen gemeenten en DUO.
Naast de kritiek op de verdeling van handhavingstaken tussen gemeenten en DUO is er ook kritiek op het voorgestelde boetestelsel als zodanig. Veel partijen, zoals de ACVZ, VWN, de stichting CIVIC, de NOvA en ook verschillende gemeenten pleitten voor een stelsel waarin boetes worden vervangen door positieve prikkels om inburgeringsplichtigen te stimuleren om het voor hen naar leervermogen hoogst haalbare taalniveau te bereiken. De ACVZ denkt daarbij bijvoorbeeld aan de toelating tot gefinancierde opleidingen en leerwerktrajecten. De regering zag echter geen aanleiding om een of meerdere boetemogelijkheden in het wetsvoorstel te schrappen. Wel is toegezegd om bij het uitwerken van de bepalingen met betrekking tot het vaststellen van de hoogte van boetes en het verlengen van de inburgeringstermijn in lagere regelgeving, elementen zoals de mate van verwijtbaarheid, mee te nemen.
Ook volgt de regering de adviezen van verschillende partijen met betrekking tot inburgering in relatie tot de verkrijging van een sterker verblijfsrecht en het Nederlanderschap niet. Zo hebben de ACVZ, VWN en enkele andere partijen, waaronder de stichting CIVIC en prof. mr. Groenendijk, ervoor gepleit om wettelijk vast te leggen dat het voldoen aan de inburgeringsplicht ingevolge de Wet inburgering zou moeten volstaan voor het verkrijgen van een sterker verblijfsrecht en het Nederlanderschap. Voor inburgeringsplichtigen zou hiermee op voorhand duidelijk zijn dat als zij aan de inburgeringsplicht onder de Wet inburgering hebben voldaan, zij ook voldoen aan de inburgeringsvoorwaarden in de Vreemdelingenwet 2000 en de Rijkswet op het Nederlanderschap. Volgens de regering is een dergelijke een-op-een-doorwerking echter niet vanzelfsprekend, alleen al omdat het nieuwe stelsel niet zondermeer kan worden toegepast op de categorieën vreemdelingen die niet inburgeringsplichtig zijn op grond van de Wet inburgering. Daarnaast acht de regering het wenselijk en gerechtvaardigd om aan het verkrijgen van het Nederlanderschap door middel van naturalisatie hogere, voor een ieder gelijke eisen te stellen met betrekking tot de kennis van de Nederlandse taal.
De Tweede Kamer heeft het voorstel voor de nieuwe Wet Inburgering op 2 juli 2020 aangenomen. De Eerste Kamer heeft 1 december 2020 ingestemd met het wetsvoorstel. De inwerkingtreding van de nieuwe wet is een aantal keren uitgesteld, onder meer wegens vertraging bij de uitvoering door DUO en gemeenten. Eind 2020 is in een Kamerbrief aangekondigd dat de nieuwe Inburgeringswet in werking treedt op 1 januari 2022 TK 35483, 65 (ve20003952*).
Ook de lagere regelgeving behoeft aanpassing. Daartoe is een internetconsultatieversie tot wijziging van het Besluit Inburgering en de Regeling Inburgering gepubliceerd. Op 21 december 2020 is het ontwerp Besluit inburgering en de ontwerp Regeling Inburgering aan de Tweede kamer aangeboden (ter uitvoering van de voorhangprocedure).

 

**Dit stuk is grotendeels gebaseerd op de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel houdende Regels over inburgering in de Nederlandse samenleving (Wet inburgering 20..), TK 35483, 3 (ve20001790*).
***TK 35483, 1 en 2, ve20001790*.
****De adviezen van verschillende organisaties op de wetsvoorstellen zijn te vinden via het parlementaire dossiernummer 35483 op overheid.nl.
 

TERUG